Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [Want,] HEERE! [13]Gij hadt mijn berg door Uw goedgunstigheid vastgezet; [maar toen] Gij Uw aangezicht verborgt, werd ik [15]verschrikt. 13. Hebr. Gij hadt op mijnen berg strekte doen staan. de zin is, omdat God zijn rijk bevestigd had, meende hij niet dat hem zou bejegenen hetgeen hem nochtans door Absalom zo haastelijk overkwam. Door zijn berg kan men verstaan zijn koninkrijk [verg. Dan.2:35,44] en koninklijke hoogheid, of den berg Zion, waar hij zijn koninklijk hof hield. 14. Dat is, als gij uw vorige gunst om mijner zonden wil wat ophieldt [verg. Deut.31:17], en mij door mijn zoon van Jeruzalem verdreeft, toen was ik te zeer verslagen. Verg. hfdst.72 vs.14. 15. Of, ontsteld, beroerd.